Alle seinen stonden die dag op groen; een lang weekend voor de boeg, prachtig weer, een in perfecte staat verkerende boot, een lekker flesje prosecco en onwijs veel zin om er even tussenuit te knijpen. Weg van de stadse drukte: het getoeter van de auto’s, de jakkerende bellende trams die over de rails schuren en de pizzabezorgers die met hun scooters hemeltergende capriolen uithalen om hun Pizza Quattro Formaggi warm bij de klant af te leveren.
De keuze was snel gemaakt, op naar de Kagerplassen, naar het Joppe, waar je heerlijk in de natuur kunt ontspannen. Geen tv aan boord, het mobieltje opgeborgen, rust, volmaakte rust. ‘s Avonds dimden we het licht, een toastje Franse kaas en een glaasje prosecco dat we van een vriendin cadeau hadden gekregen. Uit de speakers klonk de zachte romantische muziek van Candlelight met de opzwepende gedichten van de zoet gevoicede Jan van Veen. We speelden een spelletje “mens-erger-je-niet”. In zo’n paradijselijke toestand voel je je al snel loom worden en begin je, alles behalve romantisch, met de mond wijd open te geeuwen. Tijd om naar bed te gaan.
ENORME PLONS
Deze geestestoestand van volmaakt geluk duurde tot de volgende ochtend. De zon scheen door de patrijspoort naar binnen. De vogels floten het hoogste lied, het water kabbelde gerieflijk tegen de boeg. Langzaam ontwaakten we en verheugden ons op het ontbijt dat we op het dek zouden gaan nuttigen. Nog één keer omdraaien, nog even blijven liggen.
Als door een wesp gestoken sprongen we overeind: ‘wat was dat?’ Naast ons hoorden we een enorme plons. Onze boot begon te deinen op de golfslag. Was er pal naast ons een meteoriet ingeslagen? De serene rust was in één klap verdwenen. We vlogen het bed uit en gingen op zoek naar de onbekende ramp die zich over ons aan het voltrekken was. We sprongen aan dek en stonden plotseling oog in oog met een koeienoog. De koe stond tot aan haar nek in het water, vlak naast onze boot. Ze peddelde met haar hoeven naar ons toe en wurmde zich tussen de boot en de wal. Het lukte haar niet om op de kant te klimmen. Daar sta je dan als hopeloze stadsmens, die een koe alleen maar kent van het koelvak in de supermarkt. In mootjes ligt ze daar als gemalen gehakt of malse biefstuk, keurig in gesealde plastic-bakjes met daarop een uiterste houdbaarheidsdatum. Wat te doen met dit complete, levende exemplaar?
KLARA EEN SLEEPJE GEVEN
We wisten het niet en stonden daar machteloos met de handen in het haar. Althans ik, Ron niet, die is kaal! Het enige comfort wat wij de bruingevlekte koe konden bieden was het vieren van de lijnen zodat zij wat meer ruimte kreeg tussen wal en schip. We waren niet alleen. Op de plons waren vier nieuwsgierige collega koeien afgekomen die totaal geen oog hadden voor hun in verdrinkingsnood verkerende rasgenoot. Ze staken hun koppen doodleuk door het deurtje van onze boot naar binnen en keken met hun grote bruine ogen rustig rond. Dat hun kwijl onze mooie bekleding ernstig vervuilde, deerde hen totaal niet.
Gelukkig kwam de boer eraan, niet op “een kar met paard”, waar Wim Sonneveld in zijn chanson “Het Dorp”, over zingt. Nee op een supersnelle quad. ‘Och jee’, overzag hij de toestand nuchter, ‘hebben we weer een zeekoe, ze flikkeren hier regelmatig in de plomp.’ De boer pakte een touw en wierp als een volleerde cowboy de lasso om de nek van de koe. ‘Kun je Klara een lift aanbieden?’ We begrepen de cowboy niet. ‘Wil je haar even een sleepje geven naar ondiep water, dan kan ze zelf op het droge klauteren.’ We hebben vaker een boot met uitgevallen motor naar veilige oorden gesleept, maar een koe?
STANK VOOR DANK
De boer ging achter op het zwemplateau staan, gaf een seintje en Ron zette de motor in z’n vooruit. De koe verzette zich stevig, dat domme dier. Zij zette zich schrap in de modder, voelde dat het touw in de nek strak getrokken werd en liep rood aan (voor zover dit bij koeien mogelijk is). Stoom ontsnapte aan de wijd gespreide neusvleugels, haar ogen puilden uit, maar ze gaf geen krimp. ‘Graag een klapje gas erbij schipper.’ De gashendel ging verder naar voren, de paardenkrachten wonnen het van het koeienverzet. De koe kantelde en kwam op haar zij te liggen. Ongecontroleerd watertrappelend, werkte ze uiteindelijk mee aan haar redding.
We sleepten haar naar een ondiep gedeelte van het Joppe waar ze op eigen kracht uit het water kon klimmen. De boer bedankte ons voor de assistentie. We waren wel aan een bak koffie toe. ‘s-Middags nog even, nieuwsgierig als we zijn, bij de koe wezen kijken. Ze keurde ons geen blik waardig en ging stoïcijns door met grazen. We sprongen opzij toen ze haar darmkanaal openzette en ons trakteerde op een joekel van een koeienvlaai. Dat was nu met recht “stank voor dank”.
Deze column is tot stand gekomen in samenwerking met PassantenPlaatsen Boot (PBB) onder de titel “moet je nou toch eens horen wat wij tijdens het varen hebben meegemaakt”. Ook je verhaal delen? Stuur deze samen met een paar goede foto’s naar: passantenplaatsenboot@gmail.com.