Een losgeslagen ton in de vaargeul bezorgde Alex Janssen zowel materiële als bedrijfsschade. Wat begon als een normale vaart, eindigde in motorpech, een nachtelijke sleepactie en schade aan de schroef. Gelukkig was er genoeg bewijsvoering om de veroorzaker verantwoordelijk te kunnen stellen.
Met een ruim vol zout, geladen in Delfzijl, voer motorvrachtschip Sagittarius (110 x 10,50 m) stroomopwaarts op de IJssel. Een alternatieve route naar Rotterdam, omdat de Oranjesluizen vanwege het hoge waterpeil gestremd waren. Schipper Alex Janssen was juist Kampen voorbij toen Rijkswaterstaatschip RWS58, na marifooncontact, passeerde.
‘Wij zaten er een tijdje achter, in de vaargeul. Een stukje verderop stopte het, het leek iets te zoeken. Toen ik korter bij kwam wilde ik vragen wat de bedoeling was. Op dat moment viel bij ons de motor stil. Het hele schip daverde. Daarna niks meer.’ Het schip lag, door tegenstroom, al snel stil. De Sagittarius heeft spudpalen, Janssen liet ze direct zakken. Hij riep het Rijkswaterstaatschip op, dat kwam langszij en bevestigde wat de schipper al vermoedde: iets blokkeerde de schroef. Het bleek de losgeslagen boei waar de mannen van RWS58 naar op zoek waren. Janssen belde EOC ter overleg.
SCHROEF VRIJ, TOCH GING HET MIS
Schadebehandelaar Tjeerd van Dalen zocht direct alle verzekeringsgegevens van motorvrachtschip Sagittarius bij elkaar: ‘Tijdens zo’n telefoongesprek schrijf ik letterlijk mee in steekwoorden, zo kom ik tot het beginverhaal.’ Janssen suggereerde duikers te laten kijken, Van Dalen gaf contactgegevens van lokale duikbedrijven door. Maar na enkele pogingen de scheepsmotor in het werk te zetten, hoorde de schipper de blokkerende boeiketting vallen en was de schroef weer vrij.
Omdat alles normaal leek te draaien besloot Janssen, na overleg met van Dalen, de reis te vervolgen om direct na het lossen het dok in te gaan. Maar net voorbij het Zwolle-IJsselkanaal ging het mis: bij vol gas liep de motor op halve kracht. Janssen voer opzij en zette zijn schip opnieuw op de spudpalen. Direct belde hij Dolderman, zijn vaste reparateur. Na enkele tests was er een conclusie: de bakboordturbo werkte niet meer en moest vervangen worden.
ZWETEN IN DE STUURHUT
Hoewel naast de vaargeul kon de Sagittarius niet op de IJssel blijven liggen. Van Dalen overlegde met Rijkswaterstaat die het vrachtschip direct van de rivier af wilde. ‘Bij dergelijke schadezaken overlegt een EOC-expert daarover met RWS. Van RWS moest het schip nog in de avond naar binnen gesleept worden. Een flinke kostenpost voor EOC.’ Van Dalen nam contact op met HEBO Maritiemservice. Schipper Janssen was er ongelukkig mee. ‘Hoog water met volop stroom, in het donker. Wij wilden liever tot de volgende ochtend wachten.’
Kort voor middernacht werden een sleep- en een duwboot van HEBO aan de Sagittarius gekoppeld. Janssen zag hoe verantwoord het allemaal ging, maar desondanks had zijn vrouw een tasje klaarstaan met paspoorten en belangrijke papieren, mocht het misgaan. ‘Ik zat in de stuurhut te zweten en keek hoe een ander mijn schip, dicht langs de palen, naar binnen voer.’ Maar alles verliep goed en al de volgende dag kon Dolderman beginnen met de reparatie van de turbo.
HET HAD NÓG ERGER GEKUND
Die motoronderdelen werden bij Dolderman geïnspecteerd door EOC-expert Jack Verhoeven. Toen de Sagittarius na gelost te zijn in Rotterdam, in het dok te Werkendam lag, ging hij er aan boord. ‘Mijn werk is de schipper helpen het verzekeringstraject door te komen. Als schade-expert zorg ik dat de feiten en gegevens aan de schadebehandelaar geleverd worden.’ Die feiten betreffen de schade. Die viel mee. De schroefbladen waren ernstig beschadigd, maar de schroefas bleek, na controle op speling en slingering, goed. ‘Door obstructie, bij het stilvallen van de motor, had deze krom kunnen zijn.’
Om diezelfde reden adviseerde Verhoeven eveneens de keerkoppeling én flexibele koppeling te laten controleren. Ook die waren onbeschadigd. ‘Gezien het gebeurde viel de schade mee. Als, bijvoorbeeld, de tandwielen van de keerkoppeling beschadigd waren geweest, dan had ook Rijkswaterstaat een expert moeten laten komen om gezamenlijk de schade vast te stellen.’ Verhoeven verzamelde alle nota’s van de reparatie- en dokkosten, de schadeverklaringen, de nota’s van de sleepkosten én het Werkendamse havengeld. ‘Uiteindelijk, toen ik alle gegevens had, kon ik het expertiserapport opmaken.’ En daarmee kon de schadebehandelaar aan de slag.
CAMERA LEVERT BELANGRIJK BEWIJS
Het schadeafhandelingstraject was anders dan anders. Van Dalen: ‘Janssen had materiële schade. Sleepkosten, reparatiekosten, dokkosten; directe kosten waarvoor hij verzekerd is. Bij uitkering wordt het eigen risico verrekend.’ Maar in dit geval was de schade toegebracht door een ander: ‘Rijkswaterstaat was actief op zoek naar een boei. Zij moet acteren wanneer er gevaar is voor de scheepvaart.’
Janssen kon bewijs aanleveren. Een camera op de boeg van de Sagittarius filmde het moment waarop het schip over de boei in de vaargeul vaart. Van Dalen gebruikte de beelden, samen met verklaringen van de schippers van de RWS58 om Rijkswaterstaat aansprakelijk te stellen. Die erkende, waardoor de totale schade op hen verhaald kon worden en het eigen risico onder de verzekeringspolis niet van toepassing was. ‘Ook kon de schroefschade met alle bijkomende kosten voor 100% worden geclaimd en uitbetaald. Normaal wordt bij schroefschade 60% uitbetaald omdat er altijd wel wat “oud zeer” bijzit.’ De bedrijfsschade die Janssen geleden heeft door tijdverlies werd eveneens volledig vergoed. Een opluchting voor de schipper want het voelde oneerlijk: ‘Je mag toch verwachten dat er geen losgeslagen tonnen in het vaarwater liggen.’
Van Dalen ziet camera’s aan boord als preventiemiddel. ‘Je moet bewijs hebben om schade te kunnen verhalen. Een trossenvanger is goed om geen rommel in de schroef te krijgen, maar soms gebeurt het toch. Dan moet je kunnen bewijzen van wie het afkomstig is.’