Alles begon in 1956 met de vraag van een schipperskind op het schippersinternaat in Zwolle. Of het niet gevaarlijk was in een bos? Dit jaar bestaat Nationaal Kamp Hattem 65 jaar en zijn de deelnemers een mix van schippers- en walkinderen. Tijd voor een gesprek met André de Groot (1964), schipper en vrijwillig staflid van het schipperskamp.
EOC is een scheepsverzekeraar met een brede blik. Onze leden varen in de beroepsvaart, de pleziervaart, de charter- en passagiersvaart of wonen op al dan niet varende schepen en arken. Ieder EOC-lid heeft een ander waterverhaal. In de serie ‘Scheepgaan’ tekent schrijfster Corine Nijenhuis ze op.
ZOMERSE KAMPWEEK
De Oppermopper, zo wordt hij genoemd. Schipper André de Groot is trots op zijn geuzennaam. ‘Ik ben zuinig, ik zeg: eerst het oude, dan het nieuwe. Materiaal is duur.’ Tijdens het onderhoudsweekend kijkt hij tevreden naar de medewerkers die bouwen aan podium, decor en muziekhok in het amfitheater. De voorbereidingen voor de kampweek in de zomer zijn in het najaar al in volle gang. Zes weekenden en één week werken er tientallen vrijwilligers toe naar wat voor veel schoolkinderen het hoogtepunt van het jaar is: Nationaal Kamp Hattem. Een groot deel van de medewerkers komt uit de binnenvaart, of zijn (klein)kinderen van schippers. Dat is niet toevallig. Het kamp werd pas in 2004 opengesteld voor scholen die niet aan een schippersinternaat gekoppeld zijn.
HOOGTEPUNT VAN HET JAAR
De geschiedenis begint in 1956, toen initiatiefnemer Joop Kroon onderwijzer was op Schippersinternaat Prinses Margriet in Zwolle. Tijdens de biologieles vroeg hij hoeveel kinderen nooit in een bos waren geweest. Van de vierendertig staken er tweeëntwintig de hand op. Op Hemelvaartsdag stapte Joop met de schipperskinderen in de lijnbus naar Hattem, waar een bos was. Toen hij gebruiksrecht van een heideveld kreeg, kon het internaat er weekenden met kleine groepjes gaan kamperen. Avontuurlijk voor kinderen die vooral water gewend waren. Dat jaar werd kampeercentrum De Leemkûle geopend met daarop een groepsterrein. Het allereerste kamp voor de hoogste klas van het schippersinternaat duurde vijf dagen. De kinderen sliepen op strozakken in grote tenten met houten vloeren. De hele week werd het vooraf bedachte kampspel gespeeld, op vrijdag samen met de overige leerlingen van het schippersinternaat. Het was de start van een traditie die nog steeds voortduurt.
WALSCHOOL
André ging als kind nooit naar het kamp, hij zat op een walschool. ‘Mijn vader was geen schipper maar liftmonteur, hij werkte vaak voor het schippersinternaat van Terneuzen. Zodoende ging hij mee naar Hattem. Later ging ook mijn moeder ieder jaar helpen.’ Toen had het kamp al faam, een eigen terrein én een officiële status gekregen.
WELKOM UITJE VOOR SCHIPPERSKINDEREN
Het kamp groeide direct als kool. Waren het in 1958 nog vijf groepen die een week naar Hattem kwamen, in 1961 waren het er al drieënveertig, 328 leerlingen in totaal. Steeds meer schippersinternaten wilden meedoen. Logisch, vindt André: ‘Schipperskinderen konden vroeger niet elk weekend opgehaald worden. Schepen hadden geen autokraan, dus er was geen vervoer. Ze zaten vaak van vakantie tot vakantie op het internaat.’ Het kamp was een welkom uitje waaraan ook de schippers graag meewerkten als ze in de buurt lagen. De schaalvergroting zorgde wel voor complicaties. Communicatie tussen alle groepstenten en zelfgebouwde kampkeukens verliep moeilijk omdat de daarvoor bedoelde veldtelefoons nooit werden opgenomen. De oplossing was een scooterrijder met een scheepshoorn.
GROEISPURT
Al in 1961 werd het kamp officiëler. Het werd onderdeel van de Raad van Varende Gemeenten der Nederlands Hervormde en Gereformeerde Kerken. Er kwam een verantwoordelijke kampcommissie en de kampopening werd verricht door minister Klompé. Het begin van de traditie waarbij elk jaar een bekende, al dan niet koninklijke persoon het kamp opent. De burgemeester van Hattum zegde een stuk bos toe waarop een eigen gebouw mocht staan. Er werd een financiële actie gestart waarbij veel scheepvaartgerelateerde bedrijven doneerden en er gespeeld werd voor NCRV-radio ‘Da’s voor de kas’. Met een renteloze lening werd een vrijgekomen noodkerk uit Nagele gekocht die, vrijwillig, werd opgebouwd en ingericht. ‘De Zandkreek’ werd gedoopt door de burgemeester en een behouden vaart toegewenst. In volgende jaren ontwikkelde het terrein verder met petroleumlampen in de laantjes, luidsprekers (die het op cruciale momenten lieten afweten), vuilnisbakken en een waterleiding. En een toneel dat uiteindelijk uitgroeide tot een compleet amfitheater dat ook vandaag de dag het kloppend hart is van Nationaal Kamp Hattem.
TRADITIE VAN ZIJN OUDERS
In 2004 werd het kamp opengesteld voor scholen zonder schipperskinderen. ‘De meeste schippersinternaten zijn verdwenen: meer vrouwen wonen aan de wal nu er buitenlandse matrozen werken. Inmiddels zitten veel schipperskinderen op walscholen.’ Andrés kinderen gingen met school naar het Kamp. Zo werd hij zelf medewerker en zette de traditie van zijn ouders voort.
TRADITIE ÉN VERNIEUWING
Inmiddels is het kampgebouw en -terrein aangepast aan de moderne tijd. Wat nauwelijks veranderd is, is het kamp zelf. Nog steeds wordt er gekampeerd, zelf gekookt, zijn er reveille en kampliederen. En het kampspel dat de week bepaalt. Elk jaar een ander themaverhaal dat groots wordt opgepakt in het amfitheater, compleet met acteurs, decor, licht en special effects. Het hele jaar werkt een vaste kern van zo’n dertig man aan de voorbereidingen, aangevuld met kampwachten en losse medewerkers. De kampweek is het hoogtepunt van dat jaar. Voor de leerlingen maar zeker ook voor alle vrijwillige medewerkers.
Hoewel alle medewerkers vrijwillig meewerken, kan Nationaal Kamp Hattem niet bestaan zonder donaties. Die zijn nodig voor herstel en onderhoud van gebouwen en terrein. EOC is één van de sponsoren.